Toelichting David Boos

Toelichting op de grote Orgelmis van Johann Sebastian Bach.

Het IIIe deel van de Clavierübung is waarschijnlijk het meest mystieke deel in de Clavierübungs-reeks van Bach. Hoewel in bijna alle muziek van Bach sporen van numerologie gevonden kunnen worden, zo is het in het IIIe deel een duidelijk te traceren constructie. Het begint bij het voorwoord van Bach, waarin hij naast de gebruikelijke opdracht aan “de liefhebbers der kunst” ook specifiek “de kenners der kunst” noemt. Terwijl de andere drie delen van de Clavierübung duidelijk voor de klavecimbel/klavichord bedoelt zijn, zo komen in het IIIe deel zowel het orgel als ook de klavecimbel aan bod, hoewel een uitvoering op orgel alleen ook tot de mogelijkheden behoort.

 

Het IIIe deel van de Clavierübung staat ook bekend als de “grote Orgelmis”, en hoewel de beschrijving het werk adelt, zo is het toch niet helemaal juist. Tussen de Präludium & Fuga in Es-Groot als hoekstenen plaatst Bach maar liefst 21 bewerkingen van 10 koralen, van elk koraal twee bewerkingen en van de “Allein Gott” zelfs drie. Daarbij zijn de zogenoemde “grote” koralen voor een groot orgel met vrij pedaal geschreven, terwijl de “kleine” koralen manualiter geschreven zijn, waardoor zij ook op een huisinstrument zonder pedaal uitgevoerd kunnen worden. Dit past ook bij de 4 duetten, welke vaak bij het klavecimbel repertoire gerekend worden, hoewel zij zich uitstekend voor een uitvoering op orgel lenen.

 

De gebruikte koralen onderdelen zich in twee groepen, de “Missa Brevis” en zes lutherse “Katechismus”-gezangen. Het Katechismus van Luther is ook mede een rede voor de “grote” en “kleine” koralen, want ook Luther vervaardigde een grote en kleine versie van zijn Katechismus. Een voor de gestudeerden, en een voor huisgebruik. In de lutherse traditie van de 17e en 18e eeuw was stichtelijke huismuziek ter opluistering van een gebed een gebruikelijk fenomeen. Bij zulke gelegenheiden zouden zowel de kleine koraalbewerkingen, als ook de 4 duetten, prachtig tot hun recht komen.

 

De musicoloog Albert Clement schetst in zijn boek over het IIIe deel van de Clavierübung een beeld van een drieluik, waarbij aan een kant de “Missa Brevis” als verwijs naar de oude bond staat (de drie grote Kyrie bewerkingen behoren allemaal tot de “stile antico”, een streng polyfone manier van schrijven), en aan de andere kant de 4 duetten, symbolisch voor het levende geloof, in praktijk gebracht in de woonkamer. In het centrum van het werk staan de 6 +  6 koralen over de Katechismus. Terwijl in de katholieke traditie de communie centraal staat, zo ligt bij Luther de aandacht op het woord – gelezen, gesproken en gezongen. De Katechismus wil vooral opvoeden door het woord, om de grote geheimen van het geloof in te kunnen zien.

 

Tot deze grote geheimen horen de relatie mens-God, maar ook de drie-eenheid van god zelf. Bach vertaalt deze mystieke onderwerpen door middel van getallen naar de muziek. Sinds de middeleeuwen wordt het getal drie als een van de goddelijke getallen gezien. In de muziek vond dit neerslag door verschillende maat-soorten te gebruiken. Tegenover het vandaag nog gebruikelijke “C” (voor de 4/4 maat) stond toen de “O” (voor maatsoorten in drie delen). De “O” noemde men het “tempus perfectum”, terwijl de “C” (dus geen letter “C”, maar een onvolkomen cirkel) als “tempus imperfectum” bekend stond. Maatsoorten in drie delen worden toen als volkomen, en daarom goddelijk, begrepen, terwijl de maatsoorten in twee of vier delen juist onvolkomen en menselijk waren. En daarmee kan men ook de grondvesten van de mystiek in het IIIe deel van de Clavierübung beschrijven. Het getal drie als centraal aandachtspunt en zijn verhouding met andere - “menselijkere” - getallen zoals twee en vier.

 

Het getal drie komt men in de verschillendste vormen tegen. Het begint al met het feit, dat het de “III”e deel van de Clavierübung is. De indeling van het werk in zijn totaliteit is ook verdeeld in drie. Präludium en Fuga staan in Es-Groot, een toonsoort met drie mollen. Terwijl bij het Präludium in zekere mate drie aparte delen terug te vinden zijn (God Vader, God Zoon en de heilige Geest), zo is het in de “Tripelfuga” nog duidelijker. Drie Fugas met drie themas, welke vanuit de al eerder genoemde “stile antico” naar de moderne stijl doorgroeien. De derde Fuga (als ook de fugatische delen in het Präludium) staat hierbij duidelijk voor het vuur van de heilige Geest.

 

Maar ook in de delen uit de Missa Brevis zijn deze getallen duidelijk terug te vinden. Het “Kyrie” is sowieso altijd in drie delen te vinden, maar bij Bach dus in tweevoudige uitvoering (groot en klein), waardoor het twee keer drie (dus in totaal 6) “Kyrie” bewerkingen zijn. Het “Allein Gott” is het enige koraal dat Bach drie keer bewerkt heeft voor de IIIe deel van de Clavierübung. “Allein Gott in der Höh' sei Ehr” (het duitse Gloria) is traditioneel een van de koralen die het meest de drie-eenheid van God beschrijven. Bach duidt dit niet alleen maar door zijn keuze voor drie bewerkingen, maar ook door twee van deze bewerkingen als Trio op te zetten. Van deze twee Trios is het “grote” Trio met pedaal bovendien in een 6/8 maatsoort geschreven, een maatsoort in twee keer drie delen. Telt men de zes (twee keer drie) “Kyrie” bewerkingen bij de drie bewerkingen van het koraal “Allein Gott”, zo komt men uiteindelijk op een totaal van 9 koralen (3+3+3 = 3*3 = 3²) waaruit de “Missa Brevis” bestaat.

 

Zoals men in de “Missa Brevis” al duidelijk kan zien wordt het getal drie vaak in relatie met het getal twee gezet, alleen al door het feit dat Bach “grote” en “kleine” bewerkingen schreef. Nog sterker komt deze dualisme in de zes Katechismusliederen van Luther tot uiting. Men zou zelf geneigd zijn om het dualisme van Luthers Katechismus als typisch menselijk te interpreteren. Dan zou men kunnen zeggen, dat in het IIIe deel van de Clavierübung een afhandeling over de relatie tussen het menselijke (en de menselijke kerk op aarde) en het goddelijke (het rijk gods) plaatsvindt. Het meest treed dit in het “Vater unser” te voorschijn. Het stuk staat in een ¾ maatsoort, wat al een opzettelijke verandering is, want het originele koraal staat in 4/4. Daar te boven gebruikt Bach verschillende motieven en stelt vaak een beweging in Triolen tegenover een recht doorlopende beweging van achtste noten. Trouwens staat ook het derde grote Trio uit de verzameling “Jesus Christus, der von uns den Zorn Gottes wandt” in een ¾ maat, waardoor dus alle grote Trios een beweging van 3 vertonen.

 

De vier duetten, tenslotte, ronden het geheel af, en niet zomaar toevallig. Zoals de naam al zegt zijn alle duetten tweestemmig. Maar verder is ook hier sprake van een dualisme, want twee van de duetten staan in Majeur toonsoorten, terwijl de andere twee in mineur staan. Ook zijn twee duetten in even maatsoorten, en twee in oneven maatsoorten geschreven. Dit dualisme leidt op verschillende vlakken tot aanrakingspunten. Vaak wordt hierin ook een kruis-relatie tussen de duetten gezien, maar in ieder geval is door het dualisme en het belang van het getal twee bij de duetten duidelijk te zien, dat de duetten de aardse beleving van het geloof symboliseren en waarschijnlijk voor huiselijk gebruik bestemd zijn.

 

Als men probeert de bedoelingen van J.S. Bach in een werk als het IIIe deel van de Clavierübung samen te vatten, zo blijven er altijd onbeantwoorde vragen. Er is eindeloos ruimte voor speculatie, maar zulke speculatie kan een valluik zijn op de zoektocht naar de waarheid. Het blijft weliswaar verbazingwekkend, dat het getal III ook aan het einde nog een keer op de voorgrond treedt. Telt men namelijk alle koraalbewerkingen, duetten en de Präludium en Fuga bij elkaar, zo bestaat de hele verzameling uit 27 stukken muziek. En 27 is 3*3*3 oftewel 3³.

 

David Boos

terug naar Programma


Vorige pagina: David Boos
Volgende pagina: Etto Huizenga